1975-1985 Dries van den Akker

Ach ja, het Sint-Maartenscollege…

Het Sint-Maartenscollege van de late jaren zeventig  was een school van allerhande persoonlijke en creatieve initiatieven. Pater Muskens wist dat alles bijeen te houden met een terughoudendheid, die gezag uitstraalde en met uiterst droge en rake humor. Dick Schuur, MaGo, die de leerlingen van de hoogste klassen erop uit stuurde om te onderzoeken wat het betekende als je ging studeren, als je dienst weigerde, als je een kamer wilde huren… Waarna ze terugkwamen om verslag te doen. Onder het motto ‘Is er nog leven na het Sint-Maartens?‘ Sjoerd Arts, Ton Andringa, Henk Ruhe en nog een aantal verlichte geesten die een lessensynopsis maakten, dat dwars door de vakken heen ging. Jan Nieboer met zijn geheel eigen kijk op bewegingsonderwijs. Jan van Luyn die op zijn eentje een heel nieuw onderwijsstructuurprogramma aan het ontwerpen was. De onderwijshervormingen op de HAVO onder leiding van Jan Heykoop. De vormingsdagen voor 4 Havo: een week lang in het vormingscentrum te Gees. Eens hadden we als begeleider een leerling van de Bhagwan, tot dan toe aan mij onbekend. Hij ging zo onverantwoord – want emotioneel chanterend – met de leerlingen om dat we de samenwerking hebben opgezegd, een bonte avond hebben georganiseerd om al zijn emotionele-chantage-onzin van ons af te lachen en zijn de volgende dag naar school teruggegaan. Het toneelstuk ‘Bloed en Liefde’ van Godfried Bomans, geregisseerd door Gerard Korfage, waar ik – een pater – de rol speelde van Karel V, die Ria van Engels moest schaken. Ik moest haar in de houdgreep van een ladder afdragen. (In dat stuk werd op een goed moment een oude(!) Bosatlas over het toneel gegooid; met een klap kwam die op de grond terecht. De zaal fluisterde hoorbaar geschrokken: ‘Pater van Zeeland!’). Chris Fictoor met nieuwe vormen van muziekonderwijs. De opvoeringen van de Punische (of waren het de Perzische?) oorlogen door Jonkheer Verheyen met een emmer op zijn hoofd en een bezem in de hand. Het prachtige Parijsproject voor de brugklassers door Teun en Marion, waarna brugklasleerlingen perfect de weg bleken te weten in het centrum van Parijs. Ik herinner me nog hoe we bij het afscheid van Pater Muskens een Muscantate hebben geschreven op muziek van Chris Fictoor, uitgevoerd met leerlingen, medewerkers en ouders. En niet te vergeten de vieringen, soms in de gymzaal van de Wijert, soms in een parochiekerk, één keer zelfs in de Martinikerk: daar dansten vier meisjes uit de 2e of 3e klas in nerveus gesneden glanzende turnpakjes iets moois op het altaar, waarop Pater Kemme, op dat moment de voorganger, een vervolg aan zijn dienst moest geven en zei: ‘’ Ja, zoiets kan ik niet.’  Hilariteit, alleen al de gedachte aan pater Kemme in een turnpakje ging alle verbeeldingskracht te boven…

Het waren nog steeds eucharistievieringen, maar hoe langer hoe speelser en inventiever. De traditionele vorm sloeg niet (meer) aan bij leerlingen. Dus werd er naar andere middelen gezocht om de – toch rijke – inhoud over te dragen. Wat overigens niet gemakkelijk was en veel hoofdbrekens kostte. Maar het kon. En gebeurde. De indrukwekkende uitvaart in de gymzaal van de Wijert van Hanneke, de brugklasleerling in de rolstoel. ‘We zouden eigenlijk de straat op moeten gaan met spandoeken: “We zijn het er niet mee eens!”’

Dat brengt mij op het onverslaanbare Brugklasteam: elke maandagmiddag vergaderen in de Wijert, waarbij een vast punt was: de ingekomen stukken: de flesjes bier uit de onderste la tegen het einde van de vergadering. Eens speelden we (ter afwisseling?) eventjes voetbal beneden in de hal. Ik schoot het Mariabeeld van haar sokkel; bleek haar te hebben onthoofd. Zuster Liesbeth heeft dat alles met haar liefde in stilte hersteld. De verandering in het aannamebeleid. We hadden per jaar 180 plaatsen te vergeven aan nieuwe leerlingen. Er schreven zich jaarlijks bijna 300 kinderen in. Wie had voorrang? Katholieken natuurlijk. En SMEP-gevallen (Sociaal – Medisch – Educatief – Pedagogisch probleem). We voerden uitvoerige aannamegesprekken met ouders. Probeerden te achterhalen hoe eerlijk ze waren als ze zeiden katholiek te zijn. Tot diep in de nacht vergaderden we geëmotioneerd om de mensen met wie wij gesproken hadden er doorheen te krijgen. Eens vroegen we ons na zo’n vergadering af of wij ooit het kind Jezus zouden hebben aangenomen. Niet katholiek; vreemde gezinssituatie; niet het kind van de – bejaarde – vader; kind zelf uiterst ondernemend en intelligent, maar heel eigengereid: was minstens een SMEP-geval! Dan waren er de brugklaskampen in een kampeerboerderij. Ik herinner me nog één jaar dat we met 180 leerlingen op Schier waren gearriveerd, maar dat iemand was vergeten het eten voor de avondmaaltijd te bestellen. Paniek. Naar de supermarkt. Nog juist vóór zessen. De baas van de supermarkt bleef ijzig rustig: ‘Laten we er eerst even bij gaan zitten.’ ‘Ja maar er wachten 180 leerlingen op eten…!’ ‘We nemen er even pen en papier bij…’

Ik mag natuurlijk niet de lerarenvergaderingen vergeten. Voorgezeten door Pater Muskens. Jonkheer Verheyen sprak er steevast over ‘de leergiergrage jeugd’. Of de collega scheikunde die van een leerling opmerkte: ‘Deze jongen moet een schouderklopje onder zijn kont hebben.’ Eens dreigde een bevlogen docent Nederlands de overgang van een brugklasser te blokkeren. Ook toen de meerderheid overstag ging, sprak hij zijn veto uit. Pater Muskens maakte er een einde aan met de opmerking: ‘Ach joh, met jou is het toch precies zo gegaan.’

Alles kon. Alles gebeurde. Te veel tegelijk. Uiteindelijk kon het dus niet meer. Dat was de periode, dat  onder leiding van Henk Ruhe (in hoeveel algemene vergaderingen?) de hele organisatiestructuur van de school op de schop ging. Met prachtige zinnen: ‘Dan komen wij in een versnellingsmoment, waarin we even stil moeten houden om terug te schakelen naar die leerling toe’.  Of bij de indiening van een van de talloze ontwerpteksten: ‘Ik mis concreet die leemte’ (Jan van Luyn). Henk Ruhe genoot ervan: ‘Dit is nu eenmaal een eigenzinnige school, waar ieders initiatief en inbreng belangrijk wordt gevonden…’

Dries van den Akker s.j.

2022-07-13T13:45:25+00:00

1975-1985 Dries van den Akker

Reminiscing about Sint Maartenscollege…

In the late seventies Sint Maartenscollege was a school full of various personal and creative initiatives. Headmaster Father Muskens managed to control all of this with his witty humour and a form of restraint that demanded respect.

Dick Schuur (Social Science), who sent the pupils of the upper school off to find out what student life was like, what the consequences were of refusing to serve in the army, what it was like to live on of your own? and expected them to report back about their findings.

The question ‘Is there life after Sint Maarten’s?’ was answered by Sjoerd Arts, Ton Andringa, Henk Ruhe and a few other enlightened souls who designed a lesson-synopsis which crossed all department lines.

Jan Nieboer with his own original view of Physical Education. Jan van Luyn who by himself designed a completely new educational structure.

Jan Heykoop and his educational reforms for the HAVO-department. The training-week in Vormingscentrum Gees for the HAVO-4 classes. At one point we had a coach who was into Baghwan. He practiced emotional blackmail on the pupils, which was such an irresponsible thing to do that we sent him away. During the usual variety-show we managed to get over his nonsense by ridiculing him and laughing aloud at his antics.

The play Bloed en Liefde, written by Godfried Bomands, directed by Gerard Korfage and performed in 1979 by colleagues, in which I – a Jesuit priest – playing the part of Charles V, had to abduct Rina van Maanen and carry her off on my shoulders.

Chris Fictoor with new forms of Musical Education.

The noble mr. Verheyen who performed the Punic (or Persian?) Wars with a wastebasket on his head and waving his pointer-stick.

The exciting ‘Paris Project’ designed by Teun Bakels and Marion de Grijs, which taught the first-formers how to find their way in the Paris city-centre .

I remember how, when Father Muskens left the school, we honoured him with a Muscantate, written by us, composed by Chris Fictoor and performed by students, colleagues and parents.

And last but not least the assemblies, sometimes in the gymnasium of the Wijert building, sometimes in a city church, once even in the great St. Martin’s Church, where four girls from class 2 or 3, in tight-fitting leotards, danced near the altar, to which my colleague Father Kemme remarked: ‘That’s something I could never afford to do.’

These assemblies were based on the Eucharist, but ever more playful and inventive. The traditional form no longer caught on with young pupils. So we found other ways to convey the rich content of Holy Mass. Such as the impressive funeral service in the Wijert gymnasium for Hanneke, the first-former in her wheelchair. ‘We should take to the streets with banners saying: “We do not agree!”’

Which brings me to the subject of the unparalleled ‘Brugklasteam’, the team of first- form class-teachers who met every Monday afternoon in the Wijert building. After one of those meetings, to break the tension of the long in-depth discussions, we decided to play a game of soccer in the hall downstairs. I shot the statue of the Virgin Mary right off her pedestal and thus decapitated Her. Sister Florentia lovingly and quietly repaired the damage.

A change in the policy of pupil-acquisition. Each year we could accommodate 180 new pupils in the first year, and each year nearly 300 pupils applied. Which of them had priority? Catholics of course. And so-called SMEP- cases (children with social, medical, educative or pedagogical indications).We held serious conversations with the parents to find out how sincere they were when they said they were Catholics. We had discussions till late at night to stand up for the people we had personally talked to. At one point the assessment-team wondered whether the Child Jesus would have been accepted if He had applied: not a Catholic; complicated family situation; not the biological child of an elderly father; an enterprising, intelligent and headstrong child. Eventually He would have been accepted as a serious case of SMEP.

At the beginning of each schoolyear we organized camps for the first-formers. I remember one year when we arrived at Schiermonnikoog with 180 pupils. We discovered that no food had been ordered for this group. Panic all around. The shops were about to close. So off to the supermarket, on the double. The manager remained icily calm. ‘Let’s have a seat first.’ But 180 pupils were waiting for their dinner! ‘And now for pen and paper…’

One phenomenon I should not forget to mention were the report meetings, chaired by Father Muskens. The colleague for Chemistry once remarked that a certain pupil ‘should have a pat on his bottom.’ An overenthusiastic Dutch colleague threatened to block the promotion of a first-former to grade two. Father Muskens put an end to the discussion by remarking: ‘Come on, sir, that’s exactly how you got your promotions.’

The sky was the limit. Everything was possible. Everything was put in practice. Too much. Until it was no longer possible. This was the period when, under headmaster Henk Ruhe (during how many general assemblies?) the organizational structure was completely overhauled. There was a lot of long-winded verbosity, sometimes beautifully and unintelligibly worded. Henk Ruhe enjoyed the hullaballoo: ‘After all this is a self-willed school, where anybody’s initiative and contribution are valued…’

Dries van den Akker SJ

Share This Story, Choose Your Platform!

2022-09-01T14:41:15+00:00